Excursies

 

Excursie 2022:

Joke Honders

Naar de stad Zaltbommel

Zaterdag 1 oktober was het, na twee jaar overslaan door corona, eindelijk weer zover: we konden op excursie. Om negen uur vertrokken we met auto’s naar Zaltbommel, alwaar we eerst een kop koffie/thee met iets lekkers erbij in De Verdraagzaamheid nuttigden. Een historisch pand, van oorsprong een herensociëteit. In de tuin van Philips (lid uit het Nederlands bekende geslacht) lieten de heren in 1871 een geheel nieuw pand bouwen, nadat zij eerst elders in de stad bijeenkwamen.

Na de koffie werden we opgewacht door een stadsgilde die ons de gehele dag van alles over Zaltbommel vertelde en liet zien. We kwamen op de meest bijzondere plekjes en werden gewezen op allerlei kleine details. Ze was een heel enthousiaste vertelster en wist op alle vragen wel een antwoord te geven.

Aan de Waalkade wees ze ons op het feit dat Zaltbommel een zogenaamde Bijhanzestad was. De stad werd op Hanzedagen door Nijmegen vertegenwoordigd. Ook de naam Zaltbommel werd verklaard, het komt in 850 voor het eerst voor als Bomala en krijgt later het woord Zalt (zout) erbij door het brakke zeewater dat in vroege tijden wel tot aan Zaltbommel kwam, dit ter onderscheid van Maasbommel. Bomala of Bomele is te verklaren als een licht, open bos.

In de uiterwaarde zagen we een standbeeld die met zijn vinger wijst naar de hoogste waterstand in 1995.

De hoogte van de Waalstand in 1995.

We gaan vervolgens door de Waterpoort de binnenstad in. Ooit waren er vijf stadspoorten.
Op diverse plaatsen zien we in of aan de dakgoot zogenaamde gootspoken hangen: diverse kleine beelden in de goot of hangend aan de goot.

Een van de vele gootspoken.

In Zaltbommel woonde ook een oom van de bekende Karl Max, die af en toe bij zijn rijke oom Philips op bezoek kwam. Was hij om geld verlegen?

Er bevindt zich ook een bijzondere hoge toren met een mooi carillon, wat zelfs de beroemde componist Frans Liszt tijdens zijn reis langs Zaltbommel opviel. De Hongaarse componist zou in november 1842 met een stoomschip vanuit Keulen naar Rotterdam zijn gereisd en vanaf de Waal de klanken van het carillon van de Gasthuistoren hebben gehoord. Hij liet aanmeren en bezocht de toren en de beiaardier Leenhoff die hem thuis uitnodigde. Suzanne, dochter van de beiaardier bleek een begaafd pianiste en Liszt was onder de indruk. Hij adviseerde haar in Parijs een pianostudie te volgen. Dat deed ze en ze gaf er les aan onder anderen de broers van kunstschilder Edouard Manet. Die laatste ontmoette haar en werd verliefd. De twee trouwden in de St. Maartenskerk in Zaltbommel op 28 oktober 1863.

Bij de kerk werden we gewezen op de rijke kanunnikenhuizen die er vlakbij gebouwd waren, want de Sint Maartenskerk werd op een gegeven een kapittelkerk en die hebben kanunniken in het bestuur.

Een bijzonder verhaal is het kleine luikje in het koor van de kerk. Hier werd een kluis gemetseld voor een vrouw uit Zaltbommel die zich vrijwillig liet inkluizen. Door het kleine venstertje werd ze door de inwoners van de stad van eten voorzien. Helaas werd ze ziek en stierf na een jaar.

Door dit venstertje kreeg de kluizenares eten aangereikt.

De stadsmuur.

Na de lunch gingen we naar de stadswallen en kregen de vierde Joodse begraafplaats te zien. Ooit woonden er relatief veel Joden in Zaltbommel. De gids wees ons op een versiering op een van de graven, de sjofar: een hoorn die in de Joodse eredienst wordt gebruikt. Duizenden jaren geleden werd de sjofar gebruikt om de aandacht op te roepen, bijvoorbeeld bij het uitbreken van een oorlog. Tijdens de Joodse eredienst op beide dagen van Rosj Hasjana, het Joodse Nieuwjaar, wordt in de synagoge honderdmaal, verdeeld over diverse momenten van de dienst, op de sjofar geblazen. Een graf met een kan als versiering, wijst naar een Leviet. Levieten waren de stand van de hogepriesters, uit de stam van Levi.

Het huis van de veldheer Maarten van Rossem.

We kwamen ook nog langs de plek waar ooit de eerste Joodse begraafplaats lag en langs de derde. De stadsmuren zijn in mooie staat teruggebracht en van een van de bastions werd een mooie landschapspark gemaakt.
Tot slot werd ons de mikweh getoond, een badhuis voor Joodse rituele reinigingen en kregen we in het gebouw uitleg over de gang van zaken.
Na nog even in de tuin van het Maarten van Rossum Huis gekeken te hebben (om binnen het museum te bezoeken was geen tijd meer voor) keerden we huiswaarts en sloten in ons eigen museum af met een hapje en een drankje.

Iedereen liet blijken dat ze het een bijzondere leuke en interessante dag vonden! Helaas heeft het bestuur besloten om de excursie voortaan niet meer te organiseren wegens het geringe aantal aanmeldingen!

Met bijzondere dank aan de organisatoren: Ans Turk, Karel Kalkman en Arie Oppelaar!

 

 

 


Excursie 2020 en 2021:

De jaarlijkse excursie kon door de Coronamaatregelen helaas niet doorgaan in deze twee jaren.

 


Excursie 2019: U heeft vermoedelijk wat gemist

Peter en Lenie van Boheemen

Dit jaar ging het jaarlijkse uitstapje niet gepaard met een busreis naar een ander deel van Nederland, maar hebben we gecarpoold naar een mooi plekje dicht bij huis. De reis ging namelijk naar Culemborg, een voormalige vrijstaat met een rijke historie en vele prachtige monumenten. Zelfs voor degenen die geregeld in Culemborg komen, had de dag leuke verrassingen te bieden.

Het Jan Riebeeckhuis
Ons eerste object was het huis, waar chirurgijn en koopman Jan Riebeeck (1619-1677) is geboren. Hij trad in dienst bij de VOC en kreeg de opdracht om bij Kaap de Goede Hoop een verversingsstation voor de VOC-schepen te bouwen. De nederzetting zou uitgroeien tot de huidige Republiek Zuid-Afrika. In 1952 was het 300 jaar geleden dat Jan van Riebeeck voet aan wal zette. Ter gelegenheid daarvan is voor de Tafelberg de complete markt van Culemborg nagebouwd. Later werd Jan van Riebeeck gouverneur van Nederlands-Malakka en uiteindelijk secretaris van de Hoge Regering van Indië in Batavia. Er bestaat nog altijd een band tussen Culenborg en Zuid-Afrika.

Rondleiding stad
Na de koffie met een tompoes trokken we onder leiding van gids Hugo door de binnenstad. Als eerste deden we de protestante Grote of St. Barbarakerk aan. In deze kruisbasiliek hebben we het praalgraf van de schatrijke Catharina Alida van der Dussen (1690- 1745) bekeken. Deze Dordtse burgemeestersvrouw ontvluchtte haar man. In de vrijstaat Culemborg vond zij rust en heeft zij veel voor de gemeenschap betekend. Haar uitvaart had zij in de puntjes geregeld. De enorme baar waarmee ze naar de kerk is gebracht, staat nog altijd pontificaal achter in de kerk uitgestald. Het voert te ver om hier ook de andere bezochte monumenten te bespreken, ofschoon ze het wel verdienen. Alvorens naar de lunch te gaan bezochten we aan de Varkensmarkt nog de kerk van de oud-katholieke parochie. Dit deed ons verbazen. We werden hier ontvangen door een zeer gastvrije koster die ons vele interessante dingen over zijn zeer levendige kerkgemeenschap vertelde. Deze ontstond na de Reformatie als afsplitsing van de Rooms-Katholieke Kerk, omdat men onder andere de onfeilbaarheid van de Paus en de celibaatverplichting voor priesters niet aanvaardde. In het kerkgebouw waren vele oude kerkschatten te bewonderen

Het Elizabeth Weeshuis
Na de goed verzorgde lunch wandelden we naar het Weeshuis dat door gravin Elisabeth van Culemborg (1475-1555) is bekostigd. Een goed ingevoerde gids wist ons een compleet beeld te geven van de dagelijkse gang van zaken. De revenuen van het resterende vermogen van Elisabeth worden nu besteed aan projecten. Hiervoor komen de hedendaagse regenten nog geregeld bijeen.

Na de terugkeer in Ommeren hebben we nog gezellig onder het genot van een afzakkertje nagepraat in het café van het Museum Baron van Brakel. Daarbij hebben we geconcludeerd, dat de nieuwe formule zeer geslaagd was. Waarom iets ver zoeken, als het dicht bij huis te vinden. Onze regio heeft nog vele andere leuke plekjes om gezamenlijk te bezoeken. Ervaar het zelf in 2020.

 


Excursie 2018: De Peel en het Boerenbondmuseum in Gemert

Marijke van der Schuit

Bij het vertrek op zaterdag 13 oktober, vanaf de parkeerplaats van het Streekmuseum Baron van Brakell in Ommeren, belooft het een stralende dag te worden. Misschien wordt het wel de warmste excursiedag sinds de start zo’n dertig jaar geleden. Exact om half negen vertrekken we met de bus van de HATRO richting Gemert, naar het Boerenbondmuseum.

Een streekmuseum in de vorm van een klein dorp waar het boerenleven in de Peel van rondom 1900 wordt verbeeld. Daar aangekomen worden we welkom geheten door een paar enthousiaste medewerkers (vrijwilligers) van dit museum, waarna ons heerlijk Brabants gebak te wachten staat met overheerlijk koffie of thee. Na dit genieten worden we verdeeld in twee groepen. We starten de rondleiding met een diapresentatie. Hierin zien we de veranderingen in en om het boerenbedrijf vanaf ca. 1850 tot 1970. Maar ook de vernieuwingen in het onderwijs in die jaren en de rol en positie van de boerin gedurende die tijd. Verder horen we over de diverse type boerderijen in de Peel. In vroeger tijd was de samenwerking tussen de (collega) boeren al heel gewoon. Dure machines kon niet iedereen betalen, dus werden die gedeeld. Dit was de start van de eerste landbouw coöperaties. Ook werd verteld dat in 1914 het eerste meisjesinternaat in Lierop werd geopend. Eind 1920 kwamen de zogenaamde ‘Landbouwwinterscholen’ in beeld. Later werden er ook voor de vrouwen winter cursussen georganiseerd.
Na de Tweede Wereldoorlog nam het houden van schapen in de Peel een vlucht. De dames sloegen massaal aan het spinnen, de mooiste producten werden er gemaakt. De Boerenbond werd opgericht. Deze is er voor het hele gezin.

Rondleiding door het dorp
Na al deze historische informatie krijgen we een rondleiding door dit museumdorp. Gegeven door enkele van de 250 vrijwilligers (!) van dit Boerenbondsmuseum. We beginnen bij de langgevel boerderij uit 1858. Hier woonde Pater van den Elsen (1853 – 1925). Hij was een belangrijk man in Gemert en ver daarbuiten. Hij was de oprichter van de boerenleenbank in Gemert en adviseur van de N.C.B. Zijn bijnaam was de ‘Boerenapostel’.

Naast deze boerderij ligt de moestuin, hier werden o.a. aardperen (smaakt als schorseneren) verbouwd. Net naast de boerderij staat het “heuske”, de wc. We kunnen het ons niet voorstellen maar vroeger werden de billen afgeveegd met krantenpapier

Even verderop staat de bakkerij met een prachtige oven. Vroeger werd hier ook roggenbrood in gebakken. Het kneden van het brood gebeurde met de voeten! De ‘demo’ bakker maakt worstenbroodjes voor de verkoop.

In dit museumdorp staat ook een Rooms Katholiek schooltje uit 1928, oorspronkelijk komt het uit Milheze. Bij de ingang werden de jongens en meisjes gescheiden: jongens rechts, meisjes links. Zo ook in het lokaal. Wel eens straf gehad op school? Met je knieën in de klompen en handen in de lucht met daarin stenen!

Naast de school, in hetzelfde gebouw, is een prachtige collectie ondergebracht van poffers en mutsen, van mevrouw Fien van Berlo-Braks. Zij was de ‘Hoedster van het Brabants goed’ en heeft haar collectie geschonken aan het museum. Een poffer kostte tussen de 60 a 80 gulden. In een andere vitrine liggen prachtige gritten kettingen. Gritten worden gemaakt van briketten (houtskool), op hoge temperaturen gebakken en daarna geslepen in kristal vorm.

Het museum heeft ook nog een prachtige weverij. Rond 1900 telde Gemert ongeveer 200 weverijen.
Verder is het museum in het bezit van veel oude gereedschappen, te denken valt aan gereedschap voor het bewerken van paardentuig, voor het zagen van bomen, turfsteken, rietvlechten. In en aparte schuur staat een mooie uitstalling van bijenkorven en aanverwante producten.
De smederij is nog volop in productie. De smid beslaat nog paarden en maakt nog repen voor over het karrenwiel. Ook heeft hij een jonge medewerker in dienst voor het maken van diverse gereedschappen.
Op het terrein staat ook prachtig huis met een klokgevel. Hierin is de kruidenierswinkel en het café gevestigd.

Er is nog veel meer te zien in dit museumdorp, maar om halféén was het tijd om te gaan genieten van de Brabantse koffietafel.

Rondrit door de streek
Verzadigd van de heerlijke lunch, porde de reisleider; Pieter Rooijakkers, ons op om naar de bus te gaan voor de excursie door het gebied. In deze streek rondom Gemert lag de oude handelsroute tussen ’s-Hertogenbosch en Roermond. Ook daarom had Gemert drie tramhaltes. Dit deel van de Peel bestond vroeger voornamelijk uit heide en veen. Vanaf de middeleeuwen is het ontgonnen. In de vorige eeuw ging het opnieuw op de schop door de ruilverkavelingen.
Het gebied kent vele langgevel boerderijen of wel de Kempische boerderij. Het eerste gebied waar we langs komen is het buurschap Esdonk. Dit is de enige bedevaartplaats in Nederland van de H. Maria Magdalena. De kapel is ontstaan in de 17e eeuw.
Het gebied wordt nu gekenmerkt door volle grond tuinbouw, o.a. prei en aardbeien. In Boekel worden we erop gewezen dat de boterfabriek, die nu in het museum staat, hier zijn oorsprong had. Van Boekel naar Handel rijdend geeft Pieter uitleg over de Peelrandbreuk. Interessant verhaal, kijk voor meer informatie op https://nl.wikipedia.org/wiki/Peelrandbreuk.

In Handel bezoeken we de kerk en het achterliggende park, welke al meer dan 150 jaar oud is. In het park worden, in de openlucht, processies gehouden.
In deze omgeving was veel zand en grindwinning. Verder rijdend komen we door de Gemertse Peel. Dit gebied werd in vroeger tijd voornamelijk bewoond door kleine keuterboertjes die op dit, toen, onvruchtbare land een inkomen bijeen probeerde te schrapen. Het gebied is later ontgonnen door de Heidemaatschappij. Aan de ontginning van het gebied werkten veel protestanten mee en zo heeft het protestantse geloof in Brabant zijn intrede gedaan.
In Elsendorp, het geboortedorp van Pater van den Elsen, komen we langs ‘Gasthoeve de Dompt’, voorheen geheten ‘Annahoeve’. In 1938-1939 wordt het Peelkanaal gegraven door werklozen. De aanleg was bedoeld om een eventuele invasie vanuit Duitsland te kunnen stoppen . Het kanaal is een onderdeel van de Peel-Raamstelling. In de omgeving van Rips en Deurne staan veel houtopstanden die destijds werden aangelegd voor de productie van mijnhout. Mijnhout of stuthout werd vroeger in grote hoeveelheden gebruikt om gangen te stutten in de steenkoolmijnen. Rondom Milsheze ligt een enorm groot golf terrein. Bakel; een gebied met ‘bolle’ akkers, is een heel oud landbouwgebied. De eerste beschrijvingen dateren uit het jaar 714. Hier in de buurt komen we ook langs een tolhuis.
Even verderop rijden we door een prachtig en gevarieerd natuurgebied, De ‘Kraanenbraak’. In dit gebied heeft geen ruilverkaveling plaatsgevonden. Hier broeden nu kraanvogels. Vervolgens komen we nog langs een prachtig gebied, iets vochtig, ‘De Biezen’ geheten. We naderen nu het einde van de excursie en passeren nog een klooster van de Duitse Orde. In het klooster wonen ongeveer 30 missiezusters van het Kostbaar Bloed.

Afsluiting
Na terugkomst bij het Boerenbondsmuseum was er nog tijd om een uurtje heerlijk te genieten van het zonnetje en een drankje.
Op de terugreis werd Edwarn de Walle hartelijk bedankt voor het organiseren van deze mooie excursie.

Nb. De foto’s zijn gemaakt door de heer H. Honders.

 


Excursie 2017: Stoomgemalen, Heiligen en De eerste weerman

Sandra Veldkamp (i.s.m. Roos Veldkamp)

Zaterdag 7 oktober 2017 was een mooie datum voor weer een mooie reis met de Historische Kring Kesteren en Omstreken. Het weer is bewolkt maar vrolijke gezichten bij het elkaar begroeten in de bus. We worden welkom geheten door de buschauffeur Henk en de organisatoren Chris de Bont en Edwarn de Walle. Kobus van Ingen wordt met een applaus bedankt voor al zijn inspanningen voor de reizen van afgelopen jaren.
Thema van de reis is waterbeheer en welke invloed dat op het landschap heeft gehad. Ook gaan we op zoek naar de vroegste sporen van de christianisering in Nederland. Na de introductie mogen we een uurtje slapen in de bus, maar aan het geroezemoes te horen zijn de meeste mensen gezellig aan het kletsen en rondkijken: de sfeer is goed! We rijden inmiddels door de Haarlemmermeer, het zicht wordt steeds minder door de regen. Het droogleggen van de Haarlemmermeer was een idee van de befaamde Nicolaas Kruik (1678-1754), die zich later Cruquius ging noemen omdat dat voornamer stond. Pas bijna honderd jaar later in 1852 werd het meer drooggemalen en kreeg een van de gemalen als dankbetuiging de naam Cruquius.
We komen aan bij de voormalige opzichterswoning van het gemaal. Het is nu een heel gezellig theehuis en ligt op de dijk van de Ringvaart en de Haarlemmerpolder erachter. We drinken er koffie met heerlijke appeltaart met slagroom erbij.
We gaan het museum van het stoomgemaal in waar we eerst een film te zien krijgen. Daarna gaan we in drie groepen met gidsen uiteen. Onze gids vertelt: Cruquius is een van de drie gemalen die de ‘Haarlemmermeer’ drooggelegd hebben. In drie jaar en drie maanden is het leeggepompt , 185 vierkante kilometer groot en vier tot vijf meter diep.

Een stijgende zeespiegel
Cruquius, de bedenker van het gemaal, was een intelligent man en ook de eerste weerman van Nederland. Het KNMI in de Bilt is, veel later, mede door hem ontstaan. Vanaf 19 december 1705 schreef hij elke dag op wat voor weer het was. Zo heeft Nederland de oudste weermeting van de hele wereld. Het gemaal Cruquius heeft acht pompen. De kosten van het droogleggen waren geraamd op acht miljoen ouderwetse guldens, maar het werd uiteindelijk vijftien miljoen. Er waren eerst zes en later tien ketels. Per uur verwerkten ze een ton steenkool. Het duurde 24 uur om ze op stoom te krijgen.
Er waren verschillende redenen om polders droog te leggen: bijvoorbeeld voedsel en huisvesting, bovendien begon het water van de Haarlemmermeer gaandeweg de veiligheid van Amsterdam te bedreigen.
De bodem van een droogmakerij moet altijd van klei zijn vanwege het kwelwater. Iedere dag komt er een halve millimeter per vierkante kilometer kwelwater omhoog. Naarmate de zeespiegel stijgt neemt de druk toe en als je niks doet heb je per jaar een meter water in de polder staan (inclusief regenwater), er moet dus onafgebroken gemalen worden. Wat we zelf heel goed gingen beseffen door de rondleiding is dat we heden ten dage voortleven op de enorme inspanningen van mensen uit het verleden.

We zien het gemaal in werking, ongelooflijk indrukwekkend om te horen en te zien hoe het contra gewicht van zeventig ton werkt. Het is gemaakt door Harvey in het Britse Cornwall, het enige bedrijf dat twintig ton gietijzer in een gietproces kon vervaardigen. Het is nog steeds de grootste cilinder die er gemaakt is. Onze gids zegt: het is kunst! Hij vertelt hoe mooi het allemaal uitgevoerd is en hoe knap bedacht. De man spreekt met passie!

De heilige Sint Adelbert
De tijd gaat snel en opeens moeten we de bus in om op tijd van onze heerlijke Chinese lunch te kunnen genieten.
Met goed gevulde magen nemen we weer plaats in de bus. Chris vertelt vol enthousiasme over het mooie landschap en de gebouwen waar we langs rijden. Strandwallen waren gunstig om op te wonen, hoog en droog en met zoet water eronder. Een strandwal was langgerekt en maximaal vier meter hoger dan zijn omgeving. Op het veen kon je niet wonen. Een strandwal heette ook wel geest vandaar de namen Uitgeest etc.
In Egmond-Binnen is een abdij. De monniken legden daarvandaan zanddijken aan om droog bij andere plaatsen te kunnen komen. We rijden van Limmen naar Egmond-Binnen over oorspronkelijk droge grond en over grond, die is drooggelegd.
Er waren schulpwegen belegd met schelpen waar karrevrachten met schelpen over vervoerd werden om te vermalen. We rijden langs een prachtige typische duinboerderij en stappen even uit.

We stoppen bij de Adelbertusakker. Hier vertelt Chris de Bont over de heilige Willibrord uit de 7-8e eeuw. Willibrord kwam uit Brittania om de bewoners van de Lage Landen tot het christendom te bekeren. De hoofdrolspelers op deze plek zijn de Ierse monnik Sint Adelbert, de boeren die bekeerd moesten worden en Dirk de Eerste, de eerste graaf van Holland.
Chris vertelt over de strijd tegen de Vikingen en de invloed van de kerk op de economie. Adelbert, overleden circa 740, lag hier aanvankelijk begraven en zou een goed mens geweest zijn. In de legende wordt het kerkje van Adelbert even aantal keren overstoven door zand. Daarom werd het lichaam van Adelbert verplaatst naar de abdij. De Albertusakker zelf wordt een bedevaartsplek met een heilige bron. Adelbert zou daar een wonder verricht hebben.
Water is van levensbelang en dus al gauw heilig.Veel kerkjes zijn gebouwd van tufsteen. Tufsteen is gestolde lava, licht in gewicht met veel bubbeltjes en makkelijk met schepen te vervoeren.

De stank van grachtwater
Heem-namen dateren uit 500-1000 na Chr. Heem op het einde verbasterd tot um komt voor in plaatsnamen als Bakkum. We zien oude stolpboerderijen met een pyramidedak.
We rijden langs het kasteel van de graven van Egmond in Egmond aan de Hoef en zien prachtige huisjes en de slotkapel en de fundamenten van het kasteel.
Hoe verder naar het westen, hoe dichter bij de duinen, hoe makkelijker de meren waren droog te leggen, omdat ze steeds ondieper werden. De naam Heiloo stamt van het heilige Loo oftewel het heilige bos. We rijden over de Huygendijk langs de Schermerpolder. We komen langs een Molengang van drie molens. Het hoogteverschil tussen het water en het land is aanzienlijk.

We zien Middeleeuwse veenontginningslanderijen. De boeren wonnen er turf. De bewoning schoof op naar de dijken want het veen werd te gevaarlijk voor bewoning. In de zomer gingen de rijken in de polder wonen omdat het water in de Amsterdamse grachten enorm stonk.
Door tijdgebrek wordt de wandeling bij Graft geschrapt.
We rijden nog langs Middenbeemster, de plaats van de 18e eeuwse schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken, waar Betje Wollf in de pastorie woonde, op 21-jarige leeftijd gedwongen uitgehuwelijkt aan de dertig jaar oudere dominee Wolff. Echt een prachtige plek en Unesco werelderfgoed. Chris legt uit hoe een stolpboerderij is opgebouwd, met kaasmakerij en een hooiberg in het midden. We eindigen de dag weer met het traditionele afzakkertje en kijken terug op weer een geslaagde informatieve reis om Nederland te leren kennen! Met alle lof en dank aan Chris en Edwarn en niet te vergeten de buschauffeur die onze bus weer door allerlei bochten gewrongen heeft.

De foto’s zijn genomen door H. Honders uit Ingen.

Adresgegevens

Provincialeweg 21
4032 NZ Ommeren
Tel. (0344) 60 74 31
b.g.g. (06) 10 71 09 90
E-mail: info@hkko.nl

Openingstijden
Van 1 april tot 1 november:

woensdag t/m vrijdag
van 13.00 tot 17.00 uur
zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur

Openingstijden
Van 1 november tot 1 april:

woensdag van 13.00 tot 17.00 uur

zaterdag van 13.00 tot 17.00 uur. Niet in december
Lid worden? Klik hier!
Websitevragen? website@hkko.nl